Huisschilder Frits de Jonge maakte groene zeep
Albert Koerts
Frits was nog maar een paar jaar getrouwd toen de oorlog uitbrak. In het begin van de oorlog merkte men maar weinig van de
Duitse bezetting. Dit begon met de verduistering. Van de Duitsers mocht geen licht worden gezien als het donker was. Stel, dat de
Engelse vliegtuigen overvlogen, dan hadden die een mooi schietschijf. Ook auto’s moesten dus ’s nachts verduisterd zijn.
Frits moest alle bomen aan de Provincialeweg van Gieten naar Rolde op 1 meter hoogte met witkalk van een band voorzien van
ongeveer 30 cm. breed, bedoeld als baken. De regen spoelde de kalk echter weer van de bomen en zo moest hij vele malen met
de kalkpot over de Provincialeweg.
Voor verduistering van de ramen gebruikte met goedgekeurd zwart papier dat hij te koop had. Aan het eind van de oorlog was er
nergens aan zeep te komen. Bijna alles was op de bon.In Eext waren enkele boeren die zelf koolzaad verbouwden. Als dit met de
dorsmachine werd gedorst, werd iedere kilo nauwkeurig geregistreerd. Als het met de dorsstok werd gedaan, was men deels zelf
baas. Het was namelijk strafbaar als niet iedere kilo werd opgegeven voor distributie. Ondanks dat zaten sommige boeren nog
ruim in het ’zaaizaad’. Op deze manier kwam Frits aan koolzaadolie, waar hij zachte of groene zeep van maakte.
Dit gebeurde als volgt: 1 liter koolzaadolie en 1/10 liter kaliloog vermengen met ongeveer 4 liter water. Al roerende aan de kook
brengen en men had ruim 4 kilo groene zeep. Koolzaad werd met een koolzaadmolentje vermalen tot olie. Er waren maar weinige
mensen die zo’n molentje bezaten, want alleen al het bezit ervan was strafbaar. Er waren mensen die voor een derde deel of de
helft het koolzaad wilden vermalen tot olie. Dit was echter zeer zwaar werk. Er werd wel gezegd: “Half zweet, half olie”. 1 spint
koolzaad (ongeveer 5 liter) leverde 1 liter olie op.Frits ging meerdere keren op de fiets naar Groningen naar de firma Buist, een
groothandel in verfwaren, om kaliloog te halen in ruil voor spek en eieren.
Later maakte Frits een soort zeep van kalkstikstof wat sommige boeren nog in kleine hoeveelheden bezaten. 1/10 liter kalkstikstof
en 1 liter koolzaadolie met veel water aan de kook gebracht leverde ongeveer 10 liter drab op, wat een soort zeep voor moest
stellen.
Meistaking Eext, 1943
Door: Bert Staats
De boeren sloten zich aan bij de stakers en besloten geen melk meer naar de melkinrichtingen te brengen, daarom heet de April-
meistaking ook wel melkstaking. In Drenthe waren boeren in Zuidwolde op 30 april 1943 de eersten die van zich lieten horen door te
weigeren melk te leveren aan de fabriek. Andere plaatsen volgden. Het was een algemeen protest tegen de NSB. Melkbussen die NSB-
boeren langs de weg hadden staan werden in de sloot gegooid en in enkele plaatsen in Drenthe werden NSB-boerderijen in brand
gestoken.
De Duitse bezetter reageerde op deze stakingen met harde hand. De opperste politiechef in Nederland, de SS’er Rauter, kondigde het
politiebestand af. Daarbij konden verdachten, meteen, zonder vorm van proces, worden doodgeschoten. Van Groningen tot Limburg
werden stakers gearresteerd.
Daarbij vielen in totaal 200 doden, ongeveer 80 door executies en verder bij beschietingen op straat. Er werden 85 Drenten opgepakt.
Nadat in Annen zo’n 20 personen waren opgepakt besloten de Duitsers in Eext nog krachtiger in te grijpen. Op vrijdagmiddag was hier
een algemene staking uitgebroken, die reeds dadelijk een reactie van Duitse zijde uitlokte in de vorm van een ultimatum aan de
directeur van de stakende Coöp. Zuivelfabriek “Eendracht”. Het personeel van de zuivelfabriek overwoog, zaterdagochtend weer aan
het werk te gaan, maar al gauw bleek, dat vrijwel geen enkele boer melk afleverde. De afkondiging van het standrecht vond te Eext
eerst zaterdagavond plaats, doch scheen niet veel indruk te maken. Zondagmorgen bleef ieder zoveel mogelijk thuis. De Ned.
Hervormde predikant trof in de kerk slechts een klein gehoor aan.
Tijdens de dienst arriveerden Duitse politiemannen in het dorp; zij brachten een paar mitrailleurs in stelling en namen de allure aan
alsof zij een zeer ernstige opstand moesten bedwingen. Het bleek, dat de Duitse autoriteiten heel verbolgen waren over het feit, dat de
voorafgaande avond het brugdek van een brug in de buurt van Eext was opgebroken, kennelijk om het passeren van melkwagens te
verhinderen. Stakende arbeiders en boeren waren er de vorige dag, na een opruiende rede van boer Lute Huizing, heengetrokken. Toen
de Duitsers de schuldigen niet konden vinden, richtten zij hun pressie zondagmorgen speciaal tegen de directie van de zuivelfabriek. Zij
arresteerden enige bij de coöperatie aangesloten boeren, te weten Jan Braams, geboren op 27 mei 1897, en Otto Kluiving, geboren op 4
maart 1893, en dreigden hen maandag neer te schieten, indien de melkleveranties niet tijdig werden hervat.
De volgende dag bleken de leden van de coöperatie te zwichten voor deze aandrang; zij zonden hun melk weer naar de fabriek, die de
gehele dag onder zware Duitse bewaking bleef. De gearresteerden werden die dag omstreeks 15.30 uur vrijgelaten. De Duitse politie
bleef echter nasporingen doen naar degenen, die zaterdag de brug tussen Eext en Eexterzandvoort hadden vernield. Ruim een week na
de staking werden negen personen gearresteerd en weggevoerd. Twee van hen (R. Kamping en Gez. Enting) zijn in een Duits
concentratiekamp overleden. L. Huizing kwam zo verzwakt uit de gevangenschap terug, dat hij kort daarop overleed. De andere
gearresteerden hebben enige maanden te Vught moeten doorbrengen, zonder daarvan ernstige gevolgen te ondervinden.
Dagblad 19 januari 1991
IJsvereniging Eext herdenkt zaterdag vijftigjarig bestaan
De datum is niet precies bekend maar de ijsvereniging Eext bestaat in 1991 vijftig jaar. De komende zaterdag is geprikt als
jubileumdag. De hele dag zal Eext in het teken staan van de ijsvereniging. ’s Morgens is Radio Drenthe op bezoek, ’s middags
is er een receptie en ’s avonds wordt de feestavond gehouden.
Eigenlijk bestaat er in Eext al langer dan vijftig jaar een soort ijsvereniging. Voor 1941 had de V.V.V. de touwtjes in handen.
Toen in het tweede oorlogsjaar bleek dat de V.V.V. geen geld meer had om nog wedstrijden te organiseren, werd de
ijsvereniging opgericht. Nu vijftig jaar later bestaat het bestuur uit zeven mannen. Voorzitter R. Wilms, secretaris W. Witting,
penningmeester Hs. Hadderingh en verder H. Mennega, B. Haaijer, R. Vedder Hzn. en B. Nijhof.
Te diep
Sinds 1961 beheert de ijsvereniging de ijsbaan aan de Kampstraat. Daarvoor lag er een ijsbaan aan de Schaopwas bij
Eexterhalte. Die was te klein en ook veel te diep. Op sommige plekken wel zes meter. En dan zak je ook nog een meter in het
veen. De baan aan de Kampstraat voldoet net aan de maten. Een vierhonderd meter baan is precies aan te leggen. Voor
kortebaan-wedstrijden is een minimale baan van honderdveertig meter uit te zetten. Een iets grotere baan zou wenselijk zijn,
vindt het bestuur.
Inbrengboeldag
De belangrijkste taak van het bestuur is volgens voorzitter Wilms de mensen het naar de zin te maken. Maar er gebeurt
natuurlijk meer. Voor de buitenwacht is de ijsvereniging en het bestuur alleen maar interessant als het vriest. Maar het bestuur
komt iedere maand bij elkaar. De voorbereidingen voor de inbrengboeldag (sedert 1980) traditioneel op oudejaarsdag, loopt
eigenlijk het hele jaar door. Er worden nu alweer spullen verzameld voor de volgende keer.
En verder is er altijd wat te doen. Secretaris Witting: ”We doen alles in eigen beheer.” Zoals bijvoorbeeld de kantine. Enkele
jaren geleden opgehaald uit Bareveld waar de kantine dienst deed als patatwagen.
Inkomsten
De kantine, de donateurs en leden (vierhonderd) en de inbrengboeldag vormen de bronnen van inkomsten. Toch moeten de
eindjes aan elkaar worden geknoopt. In tegenstelling tot bijvoorbeeld veel andere ijsverenigingen moet in Eext huur worden
betaald voor het ijsbaanterrein. Verder moet een belangrijk bedrag worden afgedragen aan de landelijke bond KNSB. Daarbij
komen nog eens de verzekeringen. Ook moet er af en toe worden geïnvesteerd. Een paar jaar geleden werden twee dure
veegmachines gekocht (samen vijftienduizend gulden).
Dure investering
Ze zijn nog niet gebruikt wegens gebrek aan ijs. ”Een dure investering. Achteraf had je het geld beter kunnen opbergen. Maar
weet dat maar eens vooraf,” aldus voorzitter Wilms. Echt plannen is er niet bij voor de ijsvereniging. De vorige winter kon er
anderhalve dag geschaatst worden aan de Kampstraat. Gisteren is de baan voor het eerst weer open gegaan. Het bestuur krijgt
het dan weer drukker. Als de baan open is zijn er meestal twee bestuursleden aanwezig. En dat doen ze graag in Eext. Net als
Zusterkring
De zusterkring werd opgericht op 1 november 1943. Zoals met zoveel zaken destijds was ook hier ds. Ligthelm de stuwende
kracht. De oproep om tot oprichting te komen gebeurde door op de gebruikelijke plaatsen in het dorp briefjes aan de bomen te
plakken. Wie interesse had kon zich bij hem opgeven. Het resultaat was dat 26 dames zich aanmelden. De dominee kreeg de
leiding maar er werd van meet af aan getracht de dames zelf zoveel mogelijk aandeel te geven in het verzorgen van de avonden.
Op 1 november 1944 sloot de zusterkring zich aan bij de Vrijzinnige Hervormde Vrouwenfederatie in Drenthe welke als doelstelling
heeft:
a.
Een band te vormen tussen de (verschillende) Vrijzinnig Hervormde vrouwenverenigingen en zusterkringen in Drenthe
b.
Het bevorderen van een diepere bewustwording van het Evangelie van Jezus Christus en de verwerkelijking daarvan in
vrijzinnig christelijke geest, zowel op geestelijk als op sociaal gebied, in gezin, kerk en maatschappij
c.
Het uitdragen van de vrijzinnig christelijke geloofsovertuiging.
De bijeenkomsten werden de eerste jaren gehouden in een leeg schoollokaal, maar wegens plaatsgebrek moest ook wel eens
uitgeweken worden naar café ’De Rustende Jager’. Dit duurde tot in 1952 het Verenigingsgebouw werd geopend en maakte men
hiervan gebruik.
Op de bijeenkomsten werd na de opening het wijdingswoord gelezen, gevolgd door het zingen van een gezang. Na de pauze
kwam er meestal een spreker aan het woord, niet alleen op kerkelijk gebied maar ook het sociaal terrein, de natuur, de
gezondheid enz. kwamen aan bod. Ook praatkringen, boekbesprekingen, diavoorstellingen en voordrachten kwamen aan de orde.
De avonden werden gesloten met het zingen van een gezang. In de zomermaanden waren er geen bijeenkomsten maar wel een
dagtocht met een bus en een fietstocht.
De zusterkring had een bloeiend bestaan en heeft zich volledig aan de doelstelling beantwoord. Ook zette zij zich in voor goede
doelen zoals een geld- en goedereninzameling inzameling t.b.v. de watersnood-slachtoffers in Zeeland of breien voor
ziekenhuizen in Ethiopië en Ghana. Ook heeft men een pleegkind in een S.O.S. kinderdorp geadopteerd.
Helaas door afname van het ledental is de zusterkring op 9 maart 2009 opgeheven.
Vliegeren
Door: Gezienus Mennega
Wij als kinderen mochten vroeger graag vliegeren. Dit kwam in beeld als het eerste koren er af was. De vlieger gingen we zelf maken. Dat
deden we thuis op zolder. We woonden naast de stelmakerij van Jan Wilms waar we een paar latjes gingen ophalen. Je moest eerst een
frame maken door de latjes kruislings op elkaar te leggen en vast te spijkeren. Dan moest er pakpapier om heen geplakt worden. We gingen
dit halen bij Gradus Leever, die een manufacturenwinkel had. Intussen had mam wat behangplaksel klaar gemaakt. Het papier werd op de
grond gelegd, we legden het frame van de vlieger er op en het model werd ruim uitgeknipt. De flap werd weer naar binnen gevouwen en met
een kwastje smeerden we lijm er op en de vlieger was bijna klaar.
Nu nog het touwwerk of ook wel de teugel genoemd. Het vliegertouw haalden we bij de winkel van Lukas Greving of Albert Okken en
wikkelden het om een plankje. Aan het frame van de vlieger werden twee touwtjes bevestigd, één van boven naar beneden en één van links
naar rechts en met een knoop aan elkaar bevestigd. De staart maakte je op het land klaar. Je trok een stoppel van het gemaaide koren uit
de grond, even op de klomp slaan zodat het zand er af ging en knoopte hem dan aan de staart. De staart moest op gewicht komen naar
gelang er wind was. Was de staart te zwaar zakte de vlieger, was de staart te licht maakte hij vreemde capriolen. Had je de vlieger thuis zo
ver klaar kon je haast niet wachten dat de lijm droog was, zo’n zin had je om te vliegeren. Ik kan me herinneren dat ik een keer zo’n haast
had om naar het land te gaan dat de vlieger tussen het wiel van mijn fiets kwam, kapot. Wat was ik flauw. We vliegerden vaak op het land
achter de boerderij van Roelof Braams, waar toen nog geen huizen stonden, bij de stinksloot (fabriek) richting Kupers Rieks. (Anderenseweg
33).
Op het land stond het koren in hokken. Daar gingen we in zitten om te vliegeren. Maar ook bond je soms je vlieger er aan vast zodat je even
je handen vrij had. De kik er van is om de vlieger zo hoog en zo lang mogelijk in de lucht te houden. Hij dreef soms zo’n eind weg zoals
richting Kromveen dat we hem op de fiets volgden. En maar niet hopen dat het touw knapte of dat hij in een boom kwam. Ik weet nog dat
Jan Smeenge een vlieger van plastic had gemaakt. Kon hij bij slecht weer ook vliegeren. En Albert Leever had een vlieger met verlichting,
aan de staart bond hij een zaklamp zodat hij in het duister kon vliegeren.
Ons Dorp Eext
Door: Willem Nijhof
Eext was een zeer levendig dorp met een enorme verscheidenheid aan middenstandszaken. Zonder de illusie te hebben volledig te zijn,
zitten de volgende neringdoenden op mijn netvlies.
5 winkels: (galanterieën, kruideniers): Harm Mulder, Arent Okken, Jan Westerhof, Jan Oosting en Lucas Greving + 2 van buiten (Bruno Kruit
uit Zandvoort en Emmens uit Annen). Als dorpeling werd je geacht er voor te zorgen dat ze allemaal aan hun trekken kwamen. Iedereen
kwam minstens één keer per jaar bij Lucas Greving voor de Sinterklaastafel, waar je aan kon geven wat je leuk vond en hopen dat
Sinterklaas het daar mee eens was.
3 bakkers: Jan Udding, Hendrik Kruit en Gerrit Lanjouw.
+ 3 van buiten (Jan Rozenveld uit Zandvoort, Hendrik Bruining uit Anloo en Dekens uit Annen). Het was lastig om bij iedereen klant te zijn,
want voor ons zat er nogal wat familie bij, maar toch kwam je bij iedereen en ze vonden het ook niet gek dat je niet alles bij hen kocht.
3 smederijen: Willem en Bastiaan Kamps, Tinus Zinger en Willem Dijkstra. Dat was de afdeling voor de boeren. Wij haalden met Oudjaar
voor een kwartje carbid bij Tinus Zinger om dat met water vermengd, in grote melkbussen te laten ontploffen.
3 schilders: Hendrik Hofsteenge, Roel Wessels en Frits de Jonge. Die werden niet zo vaak ingeschakeld (schilderen kon je zelf wel, dacht
je), maar als de houtrot toesloeg wilde je toch wel even door een vakman de schade laten repareren.
3 timmermannen: Rudolf Lanjouw en Gebr. Rudolf en Albert Lanjouw. Ons nieuwe huis werd door Harm Lanjouw uitgevoerd, want dat
hoorde zo ongeveer: gunnen aan een plaatsgenoot.
2 kledingzaken: Harm Sanders (of eigenlijk van zijn vrouw Ma Leever) en Gerardus Leever, die ook kleermaker was. Als je hier
binnenkwam rook het altijd bijzonder naar garen en knopen en dat soort dingen.
1 stelmaker: Jan Wilms. Daar kwam ik ontzettend vaak. Het rook er zo lekker naar vers gezaagd hout. De geweldige machines die een
eikenboom transformeerde naar stevige eikenhouten planken. De oude Jan had ‘leuke’ gewoonten. Hij pruimde nogal en dan had hij een
kadootje voor je. Een natte, verse pruim werd dan in je hand geduwd.
3 café’s: Jans Homan, Derk Kram en Coops (de Hondsrug). Voor mij telde alleen Jans Homan. Dit huis was een geweldig speelterrein. Er
stonden drie piano’s. De dochters Annie en Jantje speelden elektrische gitaar en tante Sien kon heel hoog zingen. Jans was de gezellige
baas die bij de kachel in de gelagkamer zat. Bijna elk weekend was er dansen op het toneel en Sinterklaas kwam hoogst persoonlijk langs
begin December.
3 kappers: Harm Sanders, Geert Wilbers (ventte ook met de melkkar) en de Rooie Kapper (Kloosterstraat 7). Ik liet me altijd glad knippen
bij Sanders voor 25 cent. Je kon dan weer maanden vooruit, totdat pap vond dat hij mij ook wel ’kaal’ kon scheren.
1 garage: Willem Jansen. Behalve in auto’s deed hij ook in fietsen en was hij de taxichauffeur, die je bij ernstige dingen helemaal naar het
Ziekenhuis in de stad bracht. Ik ben een keer met blindedarmontsteking zo vervoerd.
1 rietdekker: Rieks Oosting, onze buurman. Een man die alles kon. Als er niet gedekt kon worden slachtte hij de varkens en als die op
waren maakte hij het prachtigste speelgoed voor Jans en Jan, zoals een Vliegende Hollander.
1 schoenmaker: Garmt Bruining: daar rook het altijd zo lekker naar leer. Het duurde vaak erg lang als je nieuwe hakken onder je schoenen
kreeg. Garmt dacht: ”Och dat jong kan ’s zondags ook wel op klompen lopen.”
3 kleermakers: Jacob Hilbolling, (bijnaam Job Snieder), Hendrik Brinks en Geert Wilbers. Job Hilbol heeft mij een keer een striepsiekoorn
broek aangemeten, zo’n drollenvanger met riempjes aan de onderkant
Tommie en Trixie
Door: Seichien Vedder-Oosting
Zun dikke virtig jaor leden haar ieder hoesholding haost wel een hond. Zie weurden in de volksmond aaid siep nuumd. Al waren het gien
rashonden, het waren wel lozen. Zie kwamen neeit an een ket en ok neeit an zun mooi touwgie zoas tegenwoordig, zie wuzzen zòlf wel waor
ze langs mussen lopen. Tegenwoordig mot de baos of baozin met, dat was toen neeit zo. Meeistied weur der mor eein keer floten en het
hondtie kwam weer bij hoes. Bij oous volk (Jans Oosting en Jenj) hadden ze ok zun siep, Trixie, een heeil mooi bont hondtie. Een
ròttenhondtie zoas ze zeden, mor hie was ok gek op loopse teefies.
Bij Geert Enting en Femmegie hadden ze ok een hondtie, die heeitte Tommie. Tommie was loops en dat haar Trixie reuken. Hie was net met
zien baos bij de buren van Geert en Femmegie west um een ròt te vangen. De buren waren Roel Zwiers en mien zus Froukje. De ròt zaat in
’t hoounderhok en het was mor even en Trixie haar hum al te pakken. Zie hebt nog even naopraot en toen gungen oous pap en Trixie weer
hen hoes. Mor ’s aovends, toen het duuster was wol Trixie de keuken oet nor boeten. Eeinmaol boeten gung ’t op een lopen op Tommie an.
Hie meldde zuch deur aof en toou te blaffen. Roel en Froukje gungen aol aovend vroo op berre want Roel waarkte in de bouw en mus ’s
mòrgens um zeuven uur al in stad (Groningen) wezen. Trixie stun in de “steeg” en dee niks as blaffen tegen Tommie. Waf, waf, waf, even stil
en dan begunde het weer. Froukje weur wat kribbig en gung in de naachtpon hèn boeten um te kieken wel zien hond of dat was. Verdorie,
het was heur volk zien hond. Zie jeuig Trixie hèn hoes mor dizze keer lusterde Trixie neeit.
Hie leuip een klein èendtie vot en Froukje gung weer hèn berre. Mor het hondtie gaf het neeit op en kwaam weer. Waf, waf, waf gung het en
dat was natuurlijk tegen Tommie. Even stil en dan weer dat geblaf midden in de naacht. Roel en Froukje waren gloeiend en vergreld op die
ròttige siep. Of Tommie zuch ok heuren laoten hef weeit ik neeit, net zo min of Geert en Femmegie der ok wakker van worden bint. De kinder
vast neeit want Femmegie zee aaltied: “Oous kinder slaopt as rozen”. Aanderdaogs nao de middag gung oous Froukje naor heur olders in
’t bos um te vertellen wat ze die naacht allemaol beleefd hadden. “Wij hebt de heeile naacht wakker legen um die smerige siep en Roel mot
er ’s morgens um zes uur oet. ‘k Heb geern daj de hond ’s aovends in ’t heuivak doet en neeit weer boeten laot lopen.” Nao ’t theedrinken is
Froukje weer op hoes an gaon want Roel was derzo weer van ’t waark. Toen ze weg was aaiden oous volk Trixie over de kop want ze
vonden toch wel, dat oous Trixie een beste hond was.
Het Zwanemeerbos: een oerplek
Door: Albert Koerts
Het Zwanemeerbos ligt tussen Eext en Gieten. Het wordt doorsneden door de Oude Groningerweg, de verbindingsweg tussen Coevorden
en Groningen. Door de aanwezigheid van grafheuvels (tumuli) langs de weg is het vermoeden gerechtvaardigd dat de weg is aangelegd ver
vóór het begin van de jaartelling. Het is waarschijnlijk dat de weg al is gebruikt in de Romeinse tijd voor het verplaatsen van de legertroepen.
Zeker is dat de troepen van "Bommen Berend" (Christoph Bernhard van Galen, bisschop van Munster) in 1672 over de weg richting
Groningen trokken. In het voorbijgaan brandschatten zij "De Oldehof", wat toen boerderij de Oldehof was, aan het 't Witzand in Eext. De
eigenaar was één van de rijkste boeren in de wijde omgeving. Hij bezat en verpachtte wel 12 erven. Voor de mannen van "Bommen Berend"
dus de moeite waard te proberen geld los te peuteren met een dreigement "De Oldehof" in brand te steken. De eigenaar liet zich niet
intimideren en zijn hoeve ging in vlammen op. Dat was geen ramp omdat de lemen muren makkelijk weer opgetrokken konden worden en de
eigenaar altijd wel weer aan inboedel kon komen.De reden, dat de verbindingsweg tussen Coevorden en Groningen langs het Zwanemeer
loopt is vermoedelijk gelegen in het feit dat er een bron met goed drinkwater aanwezig was. Het was een rijke bron: uit overlevering van de
"eekschillers", die daar de eikenbast afschilden voor het leerlooien, weten we dat zelfs in de droogste zomers de bron niet droog kwam te
staan.Het bos zelf is er waarschijnlijk al van vóór het begin van de jaartelling.
Ondanks de zeer goede leemhoudende grond is deze plek voor de landbouw niet zo geschikt omdat er veel veldkeien liggen. Keien
betekenen voor de ploegen gevaarlijke obstakels. Vooral voor de primitieve ploegen, zoals die bijvoorbeeld in de Middeleeuwen in gebruik
waren, was het breukrisico groot. Reparatie van ploegen is nog steeds een flinke klus. Maar in de tijd dat de smid, die in het repareren van
ploegen was gespecialiseerd helemaal in Groningen woonde betekende een kapotte ploeg ook, dat het werk een poos stil lag. Het
Zwanemeerbos is eigenlijk sinds mensenheugenis bijna onaangetast gebleven. Bijna, want in de negentiende eeuw hebben verschillende
eigenaren in delen van het bos sloten, ritsen (scheidingssleuven) en wallen aangelegd om de grenzen van hun eigendommen aan te
geven.Wolven en beren op de wegHet bos heeft altijd een woest en ruig karakter gehad dat tot de verbeelding van mensen sprak. In het
roerige jaar 1672 bijvoorbeeld werden de mensen niet alleen opgeschrikt door de troepen van "Bommen Berend", maar ook door de mare
dat er nog wolven aanwezig zouden zijn in het Zwanemeerbos. En inderdaad vond men na enig speuren een nest jonge wolven, dat men
onmiddellijk uitgroef. Waarschijnlijk het einde van de wolvenstand in de verre omtrek. Veel later, in 1883, vond men een hol waarvan men de
herkomst niet kon plaatsen. Allerlei mensen gingen er kijken en men dacht zelfs vreemde pootafdrukken te zien die wel van een beer of tijger
zouden moeten zijn. De berichten haalden zelfs via "onze correspondent te Eext" de Asser Courant. Ieder in de omgeving was dus gespitst
op het gevaar van beren op de weg. Met regelmaat zag iemand iets verdachts, niet dichtbij genoeg om het precies te kunnen zien maar toch
duidelijk genoeg om bang van te worden.
Op zekere dag werd zelfs te Anloo de alarmklok geluid omdat de tolgaarder van Gieterzandvoort, komend uit het café te Anloo, midden op
de dag in het dorp een beer had gezien. Achteraf bleek dat de tolgaarder iets teveel had gedronken en een loslopend schaap had gezien,
maar toch… men was op zijn hoede.Een poos later werd in Eext alarm geslagen. Het echtpaar Speulman was des zondags per koets op de
terugweg van het "gasten" in Anloo naar huis, het molenhuis aan de Hondelweg in Eext. Op de Kerkweg had Speulman zowaar een bruine
beer gesignaleerd. In draf arriveerden ze in Eext en meldden de beer bij de volmacht van de Boermarke, Wilms. Wilms was vanwege zijn
beroep, stelmaker, altijd bereikbaar en was daarom ook volmacht. Hij liet op de boerhoorn blazen en in een mum van tijd was er veel
bewapend volk op de been op de Middenweg. Er was voldoende kruit. Vóór 't op pad gaan om de beer neer te leggen werden afspraken
gemaakt over rugdekking. Eén probleem was er wel: het schieten van de beer zou neerkomen op schending van de zondagsrust. Dominee
Petrus Zuidema was wel bij de volksverzameling geweest maar had zich al terug getrokken. Het was immers zondag. Zijn zegen hadden de
jagers dus niet.Er moest echter wel direct worden gehandeld. Speulman had tenslotte een beer gezien op de kerkweg bij een walletje tussen
de bomen en het beest was méér dan manshoog, een ondier dus. Eén van de Boervolmachten was tevens diaken en sprak het reddende
woord: de dominee was een slechte herder en had zijn kudde in de steek gelaten. Hier was sprake van een noodsituatie en gold de plicht tot
zondagsrust niet. De groep begaf zich dus op weg naar de door Speulman aangegeven plek. Daar konden zij een Drentse ram bevrijden die
met zijn horens tussen de "straampels" van twee bomen klem was geraakt. De hilariteit kende geen grenzen. Speulman werd niet zozeer
bedankt voor zijn oplettendheid maar uitgelachen, omdat hij een nog tamelijk kleine ram had aangezien voor een manshoge beer