Hoesschonen
Seichien Vedder-Oosting
In de vieftiger jaoren zaten Kram en de vrouw op café ”De Rustende Jaoger”. Mien oldste zus Froukje hef daor jaoren waarkt. In
een café is aaltied waark. In ’t veurjaor begunden zie al vroo te schonen. Het heeile hoes mus een beurt hebben en alles mus van
stee, van boven tot under.
Oous Froukje begunde op de zolder, daor kun vrouw Kram neeit op kommen, want zie was neeit zo smeui meer. Gelukkig stun
der neeit veul op en heuifde ze neeit veul verslepen van de eeine naor de aandere hoouk. Eerst muzzen de kokosmatten naor
beneden sleept worden, die kwamen op de heeg te liggen. De mattenklopper weur oet ’t stookhok haold en mor kloppen. Dan
weer hèn boven en met de kopstubber (ragebol) alles oetstubben, daornao met de stubber (handveger) de balken aofvegen en
de zolder anvegen.
Dan mus Froukje weer naor beneden en meuik een emmer vol heeit waoter. Daor kwaam sodao en greuin zeeip in, een grote lap
met, en dan de zolder weer op. De haonebalken en de aandere balken muzzen allemaol aofwaskerd worden, zo ok de oplangen
(balken). Veur de glassies (raompies) mus weer een emmer met schoon waoter haold worden, daor kwaam dan een beste
scheut spiritus in.
Dan mus zie de heeile zolder nog opveilen (dweilen). De matten weurden oprold en van de heeg haold en dat weer hèn de zolder
braachd en dan alles weer op stee zetten. Dat was een minne dag veur heur, de heeile dag klimmen en slepen. Tevreden kek
Froukje de zolder nog is over en dèenkt bij zuch zòlf, daor bin ik gelukkig weer een jaor aof.
Tweei daogen laoter komp Froukje weer bij vrouw Kram. Die prees heur met de woorden: ”Hest de zolder gooud schoon maokt
Froukje, ik heb hum nog even aofveegd, het was alleein wat slietsel van de veil (dweil)”.
***
Levensmiddelen voor onderduikers
Geert Enting
In het Evertsbos aan de weg van Eexterhalte naar Rolde was een onderduikershol. Dit hol lag enige honderden meters verwijderd
van de villa “Heidehof”. Harm Mulder was winkelier en hij ventte zijn waren uit met paard en wagen. Was zijn rit naar Anderen,
dan ging de terugweg via de Provincialeweg. Hier ging hij bij boswachter Berend Kok en zijn vrouw Annechien aan. Dit was
tevens de geijkte gelegenheid de onderduikers van het hol te bedienen. Daar er steeds iemand op wacht stond kwam zijn komst
nooit onvoorbereid. onnen voor levensmiddelen voor onderduikers was wel eens een probleem; zij vielen buiten het normale
bonnencircuit. Doch de ondergrondse had hiervoor oplossingen. Regelmatig werden er overvallen gepleegd op
distributiekantoren om aan bonnen te komen. Ten tijde van de voorziening van levensmiddelen door Harm Mulder aan
onderduikers werd er op het distributiekantoor in Smilde een overval gepleegd. Vele bonkaarten werden hier buitgemaakt. Enkele
dagen nadien kreeg Harm Mulder bezoek van iemand in Duits uniform op een motor. Hij betrad de winkel en Harm werd onrustig.
Die onrust bleek ongegrond. De voor een Duitse militair aangezien persoon bleek “Rooie Chris” van het ondergronds verzet te
zijn. Hij had een voorraad bonkaarten bij zich die hij overhandigde, wetende dat Harm ze nodig had.
Met deze bonkaarten moest Harm Mulder naar het distributiekantoor in Annen. Het hoofd hield zich tevens bezig met
ondergronds werk. Aangekomen op het kantoor verzocht Harm de directeur te spreken hetgeen direct voor elkaar kwam. Alleen
met hem in de kamer konden de bonnen worden voorzien van de benodigde stempels. Elke winkelier had een eigen code.
Voorzien van deze code en stempels konden de bonnen worden ingeleverd bij de grossier, waarna de verlangde goederen
werden geleverd. Zodoende kon de winkelier o.a. onderduikers voorzien van levensmiddelen. Op dezelfde wijze zorgde Harm ook
voor levensmiddelen voor de onderduikers in het hol in het Evertsbos tussen Eext en Anloo. Hier kon hij niet met paard en wagen
verschijnen, dat viel te veel op. Daarom kwam er regelmatig iemand uit dit hol naar de winkel in Eext, steeds overdag. Een naam
werd er nooit genoemd. Steeds bediende men zich van een wachtwoord: “Ik kom voor Willem III. Heb je dit of dat voor mij.” De
bestelling werd klaargemaakt en zonder verdere vragen vertrok de persoon.
Was er iemand jarig, dat werd de opmerking gemaakt: “Och man, er is ook nog iemand jarig.” Veel om dit te vieren was niet
aanwezig. Toch schonken de mensen in het onderduikershol hier aandacht aan om de zinnen te verzetten. Harm had meestal wel
een fles wijn in huis die meegegeven werd. Door de onderduikers werd dit zeer gewaardeerd, het was voor hen een lichtpuntje in
de duistere belabberde dagen. De onderduikers in dit hol waren allen mensen uit het verzet. Op een kwade dag –gelukkig waren
niet allen in het hol – zag men Duitsers lopen in het bos. De paniek was groot. Zo snel als mogelijk was vluchtten, de
onderduikers elk een kant op die vrij leek. Op dat moment konden allen ontkomen.
Nu de Duitsers bekend waren met dit hol was het te gevaarlijk hiernaar terug te keren. Later zijn op deze plek 10 mensen uit de
provincie Groningen om het leven gebracht.
Muziekvereniging T.O.G.I.D.O.
In 1928 vonden vier Eexter mannen Hendrik Schuiling, Hendrik Moek, Albert Lanjouw en Bareld Hollander het tijd dat er een
leuke vrijetijdsbesteding in de vorm van een fanfarekorps in Eext moest komen. Om dit te polsen werden aan diverse bomen in
het dorp briefjes opgehangen waarop stond waar belangstellenden zich konden melden. Er bleek voldoende animo en op 4
februari 1928 werd Togido een feit. Men had al 22 leden. De naam Togido, een samenvoeging van de beginletters van “Tot Ons
Genoegen Is Deze Opgericht” heeft een tweeledige boodschap. “Ons Genoegen” wordt als eerste bedoeld de lol die de leden
beleven aan het muziek maken, maar “Ons Genoegen” slaat ook op het luisterplezier voor de toehoorders van concerten en
serenades. Gerepeteerd werd er in café Homan. Leider was dhr. Westrup. In februari van het jaar 1929 traden ze voor het eerst in
het openbaar op. Dat was op de ijsbaan bij een door de V.V.V. georganiseerde schaatswedstrijd. Het optreden werd geen succes
want de instrumenten bevroren tijdens het spelen. Vroeger speelde het fanfareorkest bij bijna elk evenement zoals optochten,
jubilea en andere festiviteiten.
Nadat eerst de V.V.V. Eext steun verleent tijdens de inrichting worden direct daarna renteloze aandelen uitgegeven. Het
notulenboek vermeldt, dat tijdens de vergadering van 15 maart 1929 ten huize van Js. Homan (nu café Homan) 6 renteloze
aandelen werden uitgeloot, terwijl de laatsten die de eer te beurt vielen op de vergadering van 27 maart 1931. Werd in 1928
begonnen met een contributie van 30 (gulden)cent per week, in 1932 werd besloten deze te verlagen naar 15 cent per week. De
verlaging werd doorgevoerd i.v.m. de slechte economische toestand van de jaren dertig. Dirigent Westrup, dicht bij het vuur als
gemeentesecretaris, zorgt er voor dat Togido in 1954 in aanmerking komt voor subsidie van de gemeente Anloo. Het sparen van
persil-emmertjes is jaren een gewild artikel ter aanvulling van het kasgeld, terwijl ook de opbrengst van het oud papier niet
vergeten mag worden.
De laatste jaren van de oorlog mochten ze van de bezetter niet spelen, sterker nog, de instrumenten moesten worden ingeleverd.
Dat is niet gebeurd. Het complete instrumentarium werd verstopt bij de leden, van de zolder tot de kelder, wie maar een plekkie
had waar het spul veilig lag, bood het aan.
Doordat in 1945 door de oorlog het ledental tot 8 is gedaald vindt dirigent Westrup het wenselijk en noodzakelijk, dat, wil de
vereniging blijven bestaan, er voorlopig samen met de vereniging uit het naburige Annen, waarvan hij tevens dirigent is, dient te
worden gerepeteerd. Indien T.O.G.I.D.O. evenals Drenthina weer voldoende leden hebben, dan kan elk weer de eigen muzikale
gang gaan. Aldus de redenatie van Westrup.
Beide verenigingen zullen zelfstandig blijven en behouden hun bestuur. De samenwerking zal alleen op het muzikale vlak gelden.
Eerst wordt er gerepeteerd in Annen (hier worden bezwaren ingebracht i.v.m. de slechte toestand van de fietsbanden zo direct na
de oorlog). Later worden de repetities gehouden in Eext. Dat twee kapiteins op één schip geen rustige vaart garandeert blijkt wel
uit de gegevens, dat de jaren 1945 tot en met 1975 nogal eens woelig en soms stormachtig waren. Door tactisch optreden van
dhr. Westrup komt het roer telkens weer enige tijd recht. In 1975 komt aan de samenwerking een abrupt einde. Op muzikaal
gebied is er thans sprake van samenwerking met alle verenigingen uit de gemeente Aa en Hunze.
Mien legere schooultied
Seichien Vedder-Oosting
Der waren dreei leerkrachten juffrouw Sterenborg, meester Van Dam en meester Niewold. Laoter kwaam meester De Vries der
bij, mor daor heb wij gien les van had. Meester Niewold was hoofdmeester, die woonde naost de schooul. Meester Van Dam an
de Hoofdstraot en juffrouw Sterenborg was vrijgezel en har bij Haarm Kroeske een kaomer. Zie leuipen aaltied over het
schooulplein hèn en weer met zien dreeien. Juffrouw Sterenborg kwaam aaltied op de fiets. Heur fiets stun aaltied in de gang met
een tassie an `t stuur.
Wij kwamen bij juffrouw Sterenborg in de klas, wij leerden daor schrieven en kregen pepierties waor juffrouw de letters al dun
opschreven har. Wij muzzen ze overteeiken. Zo dee ze ok met ciefers, een pepier met allemaol eeinen en tweeien en gao zo mor
deur, net zo laang dat wij het zòlf dooun kunden.
Nao tweei jaor bij juffrouw Sterenborg in de klas zeten te hebben gungen wij naor meester van Dam. Daor muzzen wij taofels
leren, dat was een heeil gedreun met zien allen 2x2= 4 3x2= 6 enz.
Aardrijkskunde was der ok al bij, `k zeei de kaort van Grunning nog veur mij.
Groningen, Hoogezand, Sappemeer Veendam, Wildervank enz.
Geschiedenis was ok zo wat met aal die jaortallen.
1492 – Columbus ontdekt Amerika,
1600 - Slag bij Nieuwpoort,
1602 - Oprichting der Oost Indische Compagnie.
Meester kun aaltied heeil mooi veurlezen, dat boouk van Dik Trom. Volgens mij dee hij wel is bij een bepaold persoon een vinger
tegen de neus um die dan een aandere stem te geven. Meester Van Dam gung zummers ok met een groep zwemmen in t zwem
bad, Zwanemeer in Geeiten, `s mòrgens al um zeuven uur. Gimnastiek was zien grote passie. Aj neeit rechtop leuipen kreeg je in
het speulkwarteer een stok aachter de rug langs. Hie paste gooud op elk zien lichaom. Nao meester van Dam gungen wij naor
meester Niewold. Dat was het veurste lekaol an de straot. Aj wat groot waren kuj nog wel even naor de straot op kieken wel of der
langs gung met peerd en waogen.
Die meester har het drok want hie har de klassen 5, 6 en 7. As het sunterklaosfeest was dan speulden de meesters en juffers oet
de gemeeinte een toneelstuk bij Roel Popken op het toneel. Sunterklaos kwaam dan ok met zwaarte Piet. Vrijdags `s middags
was het zingen in `t gimnastieklekaol. Juffrouw Sterenborg of meester de Vries veur de groep en meester van Dam aachter de
piano en meester Niewold stun tussen de brug um het zaokie in de gaoten te houden. Dat breien leren dat was ok wat op
woensdagmiddag. Je kregen een bos katoenen gaoren wat meeistal al in de knup zat en dat mus je op een kluwen maoken.
Juffrouw Sterenborg zette de steken op en dee je het veur.
De handen haj al zweeiterig veurdat je an de gang waren dus het schoot neeit op. Dan een steek der op en dan der weer eein
aof. Dan weer naor de juffrouw toou, in de rieg staon en op je beurt waachten.
De jongens hadden die zòlfde woensdagmiddag knutseln of voetballen of misschien wat aans.
Familie Tonnis en Gezina Knoop
Tonnis Knoop is geboren in Wildervank op 8 september 1888. Hij kwam uit een gezin met zes kinderen, drie jongens en drie
meisjes. Gezina Wilhelmina (Gé) Eekhof is ook in Wildervank geboren op 3 maart 1889. Zij kwam uit een gezin met veertien
kinderen, acht jongens en zes meisjes. Tonnis en Gé kwamen dus uit grote gezinnen, maar dat was vroeger zo. Zij trouwden op
18 juni 1913 in Wildervank en gingen wonen in Zuidbroek. In Zuidbroek werden de eerste kinderen geboren: Geert geb. op 10-12-
1913; Johannes Jacobus (Jans) geb. op 21-01-1915; Aaltje (Alie) geb. op 18-01-1916; Antje geb. op 14-02-1917 en Annechiena
(Giny) geb. 18-07-1918.
Tonnis Knoop werkte voor zijn trouwen bij het dagblad De Noord-Ooster, waar trouwens verschillende ”Knopen” hebben gewerkt.
Hij werkte bij een notaris in Zuidbroek. Vanuit Zuidbroek solliciteerde hij bij notaris Lammers in Gieten. Daar werd hij aangenomen
en dagelijks fietste hij ’s morgens van Zuidbroek naar Gieten en ’s avonds weer terug naar Zuidbroek.Ergens in 1918 is het gezin
verhuisd van Zuidbroek naar Eext. Daar hebben ze op verschillende plekken gewoond:
1918 - 1920: E 204 nu Schaapstreek 13, ingewoond bij Derk en Jan Homan.
1920 - 1921: E 10 nu ‘t Witzand 18: op 10 april 1921 is de veldwachterswoning verkocht aan R. Lanjouw (timmerman).
1922 - 1929: E 117 nu Kloosterstraat 5, deze woning huurden ze van de melkfabriek.
1929 - 1950: E 96 nu Stationsstraat 7.
Toen ze hier uit gingen kwamen Job en Marie Hilbrands er in te wonen met een postagentschap.
1950 – overlijden: E 41d nu Stationsstraat 20 te Eext.
Deze woning hebben ze zelf laten bouwen. Op deze plek stond de schuur van de boerderij van Homan. Deze was ingezakt en
zodoende kwam er een huisstee vrij. Na zijn overlijden is in 1969 hun zoon Jans met zijn vrouw Roelie Reinders er gaan
wonen.In Eext werden nog een aantal kinderen geboren:
Gezina Imka (Siny) geb. 04-01-1920; Trijntje geb. 21-06-1922; Wilhelmina Gezina Henderika (Miny) geb. 22-11-1924 en Frederik
Hendrik (Fré) geb. 24-04-1930.
In 11 jaar dus acht kinderen. Dat leverde hen al snel de bijnaam ”Knopenfabriek” op. Stationsstraat 7 was een vrijstaand huis met
fruitbomen. As je fruitbomen hebt, heb je ook spreeuwen en merels. Iedereen in huis, ook de visite, moest meehelpen die vogels
te verjagen. Tonnis had een bel in de boom hangen en een lang stuk touw er aan tot in de wc. Iedereen die naar de wc moest
werd verzocht aan het touw te trekken. De bel maakte dan een hels lawaai en de vogels waren weer even weg.Tonnis bekleedde
in Eext verschillende functies. Zo was hij vanaf de oprichting bestuurslid van de plaatselijke afdeling van de Bond voor
Staatspensionering, bestuurslid van de ijsclub Eext en administrerend kerkvoogd van de N.H. Kerk in Eext.Ook was hij secretaris-
penningmeester van de plaatselijke V.V.V. en vanuit die hoedanigheid mede-organisator van het traditionele concours hippique op
tweede Pinksterdag. Zijn grootste passie was vissen. In hart en nieren was hij een vissersman. Vaak op zondag gingen we een
kijkje nemen bij ”Tonnis visplas”. Braamsplas was natuurlijk niet van hem, maar als kind dacht je dat. Hij had daar een roeiboot
liggen. Achteraf denken we wel eens hoe de mensen dat vonden, die aan de kant zaten te vissen, dat er iemand met een bootje
op de plas bezig was.
In 1960 werd de nieuwe kleuterschool aan de Kloosterstraat in gebruik genomen. Het was een aardige geste van het
gemeentebestuur om voor de inwoners van Eext een prijsvraag uit te schrijven een passende naam te bedenken voor de school.
Een jury heeft uit ruim dertig inzendingen de naam ’t Hummelnust gekozen, inzender was Tonnis Knoop. Na het onthullen van het
Kermisje in Eext
Door Jan Hilbrands, Assen
Op de zomerkermis in augustus in Eext stonden in mijn jonge jaren (1955-1965) altijd dezelfde kermis exploitanten. Groothoff uit
Woltersum was er met zijn zweefmolen, Hingstman uit Rolde met zijn schiettent en Brongers uit Groningen met oliebollen en vis.
Vaag kan ik me herinneren dat op het tipje bij de schoenenwinkel van Bruining een snoepkraam (noga, spekjes en
zuurstengels) stond. Doch mijn interesse ging voornamelijk uit naar de schiettent en zweefmolen.
De woon- en vrachtwagen van Groothoff stond altijd naast de tuin van Sien Kleef aan de Schaapstreek. Het gezin bestond uit
man, vrouw en drie dochters, het achterste gedeelte van de woonwagen was nog pakwagen. Daar stond het orgel en allerlei
beschilderde ornamenten in. De woonwagen van Brongers stond aan de Naweg naast bakker Kruit. Ze hadden in die paar dagen
dat zij daar stonden een goed contact met de buurt waar ze zo nodig ook stroom van kregen.
Eens was er tijdens een landbouwtentoonstelling een luchtschommel en bij Bruining op de brink een kindermolen. ’s Avonds was
er dansen, zowel in café Popken, later Jan Ratering als in café Kram, later Haaijer, nog weer later Jan Oosting. Het volk liep dan
over de kermis van het ene naar het andere café.
Ik was als kind vaak aanwezig bij de opbouw op het drietipje bij Geert en Femmechien Enting (kruising Hoofdstraat-
Schaapstreek) en wist precies hoe de molen in elkaar zat. De middenas van de molen had hij onder de woonwagen en de rest
op een Amerikaanse legervoertuig. Hij ging met zijn voeten aftreden hoe hij de mast moest neer leggen, de woonwagen kwam
even dwars over het drietipje te staan en dan werd de mast er onder weg gekrikt. Als de mast op de grond lag lierde hij die met de
vrachtwagen ongeveer 70 cm. naar boven en plaatste er een brede balk onder. Dan koppelde hij de lier los, de mast bleef in die
stand staan en dan werd er een tandrad om de mast geplaatst. Daarna werd de lier weer bevestigd en werd de mast met behulp
van de vrachtwagen omhoog getrokken. De opbouw deed hij vanaf de cabine van de truck en alles wat hij nodig had werd schuin
tegen de cabine geplaatst zodat hij het zo kon pakken. Al met al was het een heel werk. Als de molen klaar was zag het er netjes
uit, zelfs de bel die bij het begin en het einde van de rit klingelde, blonk altijd. Ik verbaasde mij tevens weer hoe rustig Groothoff
bij de op- en afbouw was en precies wist hoe te handelen. De zweefmolen had een doorsnee van elf meter en een hoogte van
zeven en een halve meter en was één van de grootste molens van Nederland.
Hij moest natuurlijk wel uitkijken hoe het zat met uitzwaai voor wat betreft de bomen e.d. En ook moest boderijder Jan Enting er
wel langs kunnen om met zijn vrachtauto bij zijn huis te kunnen komen. Ik heb een keer meegemaakt dat een ambtenaar van de
gemeente vond dat de molen iets te dicht bij een boom stond waarop Groothoff antwoordde dat het zo goed was. De ambtenaar
was het er niet mee eens en zijn voorstel was dat een boer met een trekker de molen wel een stukje kon verslepen, waarop
Groothoff antwoordde of hij daarop stond en zei: ”Dan breek ik hem af en kom hier nooit weer”. Daarop liep de ambtenaar weg.
Voor de molen had hij krachtstroom nodig. In die tijd plaatste de EGD een speciale kast in elk dorp waar een kermis werd
gehouden. Tegen de tuin van Sien Kleef stond de kast waar Groothoff op aangesloten werd. De dikke kabel lag over de weg. De
zweefmolen van Groothoff stond wijd en zijd bekend als een prachtige goed verzorgde molen met een heel mooie wellerhaus
kermisorgel die goed gestemd prachtig muziek ten gehore bracht. Veel mensen uit Eext stonden dan ook langdurig te kijken en te
luisteren. Kermisorgels tref je nu haast niet meer op de kermis, ze zijn te duur en de jeugd heeft veel liever andere herrie.
Kinderen uit Holland te gast in Drenthe (13 febr. 1945) (uit de krant)
Eext, een spoorweghalte in het Drentse landschap. Links een bos van Staatsbosbeheer, rechts uitgestrekte heidevelden met
ontginningen, een hunebed en een eikenlaantje. Voor de halte, die hier grootscheeps "station" wordt geheten, staan lage
boerenwagens om de kinderen uit Holland af te halen. Het is nog héél vroeg in de ochtend, wanneer de trein uit Holland aankomt.
Een tachtigtal kinderen moeten hier uitstappen. Hun begeleiders, vrijwillige medewerkers van de Nederlandse Volksdienst, die dit
transport verzorgt, houden appel en sjouwen met de schamele bagage. De burgerij van Eext laat zich vertegenwoordigen door een
commissie van ontvangst, waarin de dominee, de directeur van de zuivelfabriek, de buurtboerenleider, de veldwachter en de
boswachter zitting hebben.
Tachtig bleekneusjes krijgen een plaatsje op het in de boerenwagens gespreide stro. De koffertjes worden opgeladen en dan zet
de stoet zich in beweging. Ze rijden door het eikenlaantje vlak langs het hunebed. Achter hen ligt de spoorlijn met het verlaten
stationnetje… "Het is maar tien minuten rijden", vertelt Albertus Buiter, die de paarden ment. Eext vormt met tien andere dorpjes
de gemeente Anloo. Het dorp telt achthonderd zielen, die vereend zijn in ongeveer twee honderd families. De meeste families
hebben reeds evacués en vluchtelingen in huis, maar toen dominee Lichthelm verhaalde van de honger in het westen en in
verband daarmee een beroep deed op de befaamde Drentse gastvrijheid, wilde de één niet bij de ander achterblijven. Het
bescheiden dorpje Eext bleek nog 76 kinderen uit Holland te kunnen opnemen.
En vandaag zijn zij aangekomen. Voor het koffiehuis van den heer Homan worden de paarden tegengehouden. Zij trokken een
lichte, een véél te lichte lading. De jeugd van Eext is uitgelopen en kijk nu toch eens naar zulk een contrast: bleke vermagerde
stadskinderen, naast uit de kluiten gewassen bengels met bolle koppen!
"Toch waren onze Weense kinderen er nog veel erger aan toe", vertelt ons één der pleegouders. "Wij kregen een meisje, dat
soldatenschoenen aan had en een papieren jurkje droeg. Zij woog 64 pond, maar na een jaar hadden wij haar gewicht meer dan
verdubbeld". Goed vooruitzicht voor de gasten, die zo juist zijn afgestapt.
In de feestzaal van Homan brandt de kachel en er staat een grote bus met warme melk te wachten. Op advies van een kinderarts
is de melk aangelengd: in Beilen, waar verleden week kinderen zijn opgenomen leerde de ervaring dat kinderen uit het westen de
echte melk niet meer kunnen verdragen.
Alle pleegouders kregen een voedingsvoorschrift: Eerste week voorzichtig voeden, niet "zat" laten eten, vooral niet te veel vet,
zuinig met melk. Geef de kinderen voorlopig nog geen spek op het brood. De eerste dagen hoogstens twee borden pap en zeer
zuinig met stroop en suiker. De pleegouders in Eext hebben meewarig het hoofd geschud en nog dezelfde avond hoorden wij dat
die voedingsvoorschriften hun heel wat hoofdbrekens kosten. "Je kan toch zo'n jongen geen eerpels geven zonder vet te geven?"
klaagde de één en de ander kon het niet over haar hart verkrijgen om het pleegkind aan tafel kariger te bedelen dan haar eigen
kinderen. Wacht maar, over een poosje kunnen ze gewoon mee eten en dan verstaan zij het Drents als de beste.
Rooul en Stinao
Door: Jantinus Hofsteenge
Mien naom is Jantinus Hofsteenge, mor ik wordt nooit aans nuumd as Tinus. Toen ik dit opschreef was ik 75 jaor en dit gebeuren is al jaoren
leen. Mien olders Ede Hofsteenge en Wulmie woonden an de Hoofdstraot op nummer 33 en ik woonde nog bij heur in hoes. Rooul en Stinao
Mennegao woonden naost oous. Die hoezen stunden of staot nog zun zes meter van mekaor aof mor zie woonden op Geeiterstraot 1.
Rooul en Stinao waren breur en zuster en bint aaltied vrijgezel bleven. Zie hadden een klein boerenbedrievie, een beetie bouwlaand, een
paor beeisties, wat schaop en een fòrse hond. Die hond had as ras “eland”, hie had een heeile dikke vacht en zien naom was Jaokop.
Jaokop stun vaok met de veurpoten op de vensterbaank het glas oet te kieken. De Schooulkinder reuipen vaok “Jaokop steeit ok weer veur
’t glas”. Der zaat gien kwaod in die hond net zo min as in zien baos en baozin, al kun Rooul wel is wat kòt veur de kop wezen. Mor toch mus
Jaokop nog heeil wat met maoken. Wat wil ’t geval. Zowel Rooul as Stinao hadden aalbei net een nei kunstgebit. Dat was een duur grappie
west en zie waren aalbei slim zunig, zo waren ze ja ok grootbraacht.
As het berregaonstied was weurden er tweei koppies met waoter op taofel zet en daor deden ze elk heur gebit in. Op zekere mòrgen laag
eein koppie um en ’t gebit van Rooul was vot. Hoou kun zuks noou, zukswat wordt toch neeit stolen. Dat weur dus zeuiken, mor hoou ze ok
zòchden, het gebit was vot en bleef vot. Het was dus veur Rooul brij eten, want dat gung nog wel, mor een plakkie spek, worst of schink was
der neeit meer bij.
Ineeins kregen ze aalbei het zòlfde vermoeden, Jaokop zul het gebit toch neeit opvreten hebben. Hooumeer ze daor an daachden, hoou
meer ze zuch in beelden dat de hond zuch al een dag of wat vrumd gedreuig. Rooul weur roppig in de hoed en greep een dikke hoorntouw
en Jaokop kwam an de lien en dat de straot op, op Henderk Vedder an die vlakbij an de Brinkstraot woonde. Bij de aachterdeur reuip Rooul
al “Henderk, ij hebt een geweer want ij bint jaoger, ij moout Jaokop doodscheeiten”.”Jaokop doodscheeiten”? zee Henderk, “waor is dat veur
neudig en dat doou ik ok neeit.” “Hie hef mien kunstgebit opvreten en die is der neeit weer oet kommen” zee Rooul. Waorop Henderk zee,
dat Roelof en Albert wel met Rooul naor de veearts zullen gaon.
En zo gebeurde het, de mercedus kwam veur en Roelof Vedder, Albert Martens, Rooul en de hond in de auto en dat op Geeiten an. Daor
weur het heeile verhaol verteld. De veearts wol de hond neeit opereren vanwege zien dikke vacht mor gaf hum een braokmiddel. Zie waren
nog in de neibouw van Geeiten toen begunde het middel al te warken. Rooul en de hond der oet mor wat der kwam, gien gebit. Wieder, op
het Geeitsenveentie an. De verbindingsweg tussen Eext en Geeiten, die daor wel al doezend jaor legen haar was nog neeit aofsloten. Weer
stoppen en even haar Rooul de gedachten der neeit bij en weg was Jaokop. Toen de dreei heren bij hoes kwamen laag Jaokop al veur de
deur. Het braokmiddel haar heur bèest daon mor het gebit kwaam neeit weer. Hoou zul dit aoflopen, een dikke veeartsreken en gien gebit.
Mor as de nood het hoogst is, is de redding naobij. Breur en zuster zaten bij de taofel te eten (Rooul aachter de riezenbrij) toe Stinao reuip:
“Rooul, dien gebit lig under de kaast net tegen de zul an en het was waor.” Hoou zul e daor terèecht kommen wezen, zul Jaokop hum daor
hèn sleept hebben?